Voorraden
De als onderhanden werken opgenomen bouwgrond in exploitatie (BIE) zijn gewaardeerd tegen de boekwaarde bestaande uit de vervaardigingsprijs dan wel de lagere marktwaarde, vermeerderd met eventuele tussentijdse winstnemingen en verminderd met de gerealiseerde verkopen en bijdragen derden. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die rechtstreeks kunnen worden toegerekend in overeenstemming met de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen richtlijnen en voorschriften. De boekwaarde wordt eveneens verhoogd met een bedrag aan rente, berekend over het geïnvesteerd vermogen. Jaarlijks wordt een eventuele tussentijdse winstneming bepaald met behulp van de percentage of completion (POC) methode onder de voorwaarden beschreven in de notitie grondexploitaties van de BBV.
Een bouwgrond in exploitatie wordt afgesloten als alle werkzaamheden zijn uitgevoerd en alle opbrengsten binnen zijn.
Het komt ook voor dat in een complex langdurig enkele restpercelen overblijven. De richtlijn voor restpercelen is dat 5% van de gronden nog niet is uitgegeven. Drie jaar na de uitvoering van de werkzaamheden om het complex tot stand te brengen wordt het complex afgesloten en worden de restpercelen overgebracht naar het complex restgronden. Dit betreft alleen de complexen die in 1 keer bouw- en woonrijp worden gemaakt. Complexen die gefaseerd tot stand komen, worden in delen financieel afgesloten.
De voorraden gereed product en handelsgoederen zijn gewaardeerd tegen historische kostprijs (verkrijging- of vervaardigingsprijs) of tegen lagere marktwaarde. Vanaf 2018 is de boekwaarde van gebouwen, waarvan de gemeente niet de intentie heeft deze structureel te exploiteren, opgenomen onder de balanspost voorraden (gereed product en handelsgoederen). Deze panden, ook wel geclassificeerd als Eigendommen Niet voor de Openbare dienst Bestemd-panden (ENOB-panden) heeft de gemeente tijdelijk in bezit en zullen binnen niet al te lange termijn worden opgenomen in ruimtelijke plannen of worden verkocht.
Vorderingen en overlopende activa
Waardering van de vorderingen vindt plaats op basis van het nominale bedrag waarop een bedrag dat voorzien wordt als mogelijk oninbaar in mindering wordt gebracht. De voorziening wordt statisch bepaald op basis van de geschatte inningskansen. In 1e instantie wordt op basis van ervaringscijfers een percentage oninbaar aan een groep vorderingen gekoppeld, waarna een statische toets wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld aan de hand van de realisatie van het voorgaand boekjaar.